
Binnen het Europese HORIZON2020-project 'AgriLink' onderzoeken we, samen met 16 andere Europese partners, waar landbouwers advies zoeken rond een nieuwe innovatie op hun bedrijf en wat de rol van een adviseur is in het beslissingsproces. Het vormen van een coöperatie of de coöperatie zelf stimuleert innovatie, adviesverlening speelt daarbij een belangrijke rol. Het Innovatiesteunpunt onderzocht dit en interviewde hiervoor een 40 tal mensen, waaronder leden en bestuursleden van verschillende agrarische coöperaties, boeren die hun coöperatie verlieten en enkele adviseurs en ambtenaren die werken rond en met agrarische coöperaties. Uit die bevraging kwamen een paar duidelijke stellingen naar boven die ter bespreking voorgelegd werden aan een deel van de bevraagden. 7 belangrijke conclusies uit dit gesprek.
1. Nieuwe vennoten kiezen bewust
Anders dan vroeger kiezen de meeste jonge land- en tuinbouwers nu bewust voor het wel of niet participeren in een agrarische coöperatie. Ze winnen informatie in bij de coöperatie en vergelijken die met de informatie bij gelijkaardige privé bedrijven. Iedereen is het er over eens dat een land- of tuinbouwer zich zeer goed moet informeren vóór hij een bepaalde weg inslaat. Waar men vroeger eerder uit traditie in de coöperatie rolde, is het nu meer dan ooit belangrijk om bewust een bepaalde weg te kiezen. De zware investeringen op elk agrarisch bedrijf, de snelle bederfelijkheid van vele land- en tuinbouwproducten en de grote volumes nopen immers tot doordachte bedrijfsvoering, zowel op vlak van inkoop van grondstoffen, voor productie als voor afzet. Er kan in alle stappen van de bedrijfsvoering niet genoeg geïnformeerd worden.
2. Er is nood aan adviseurs met kennis van coöperaties
Om zich goed te informeren doen land- en tuinbouwers vaak een beroep op diverse adviseurs. Gaat het om advies voor hun coöperatieve onderneming, dan blijkt dit ondernemingsmodel onvoldoende gekend en dit kan nefast zijn. Een adviseur die niet weet dat een coöperatie bestuurd wordt door de vennoten, dat zij ook instaan voor een groot deel van de financiering, dat ledenbetrokkenheid en daarbij aansluitend, een sterke ledencommunicatie cruciaal zijn, dreigt de coöperatie een advies te geven dat de werking eerder blokkeert dan vooruit helpt. Wat opgaat voor andere vennootschapsvormen, gaat niet altijd op voor de coöperatieve vennootschapsvorm.
3. Peer to peer leren blijft een goede methodiek
Het blijft dus belangrijk de juiste adviseurs aan te spreken om het coöperatief ondernemen op te starten of te versterken. Maar ook dat boeren ten rade gaan bij elkaar, ook voor wat de werking van hun coöperatie betreft. Peer to peer, leren van elkaar, blijft een goede methodiek. Leren van elkaar en met elkaar versterkt de agrarische coöperaties en bij uitbreiding de individuele land- en tuinbouwbedrijven.
4. Een goede ledenstructuur is cruciaal
Waar de meeste coöperaties zeker moeten op inzetten is het versterken en bewaken van de inspraak van de leden. Het is belangrijk dat, ook bij grote en gevestigde coöperaties, elk lid weet dat hij een stem heeft, zijn stem gebruikt en dat er naar die stem geluisterd wordt. Daarbij is het is ook belangrijk dat elk individueel lid aansluit bij de democratisch opgebouwde besluitvorming. Daarom is een goede ledenstructuur cruciaal. Zo bouw je een sterke, gedragen beslissingsstructuur op.
5. Coöperaties en innovaties gaan hand in hand
Coöperatie voor innovatie en omgekeerd. Samenwerken, bijvoorbeeld onder coöperatieve vorm, helpt om innovatieve ideeën uit te rollen. Waar je alleen te klein voor bent, doe je beter samen. Maar ook omgekeerd. Bestaande coöperaties hebben al meermaals bewezen dat ze innovatie stimuleren op de individuele land- en tuinbouwbedrijven van hun vennoten. En ze zetten zelf ook in op innovatie in de coöperatieve activiteit.
Voor pioniers onder de vennoten kan het wel eens niet snel genoeg gaan. Het is belangrijk dat coöperaties nadenken hoe ze die leden een plaats blijven geven in hun coöperatie.
6. Nood aan meer kennis over cooperaties bij beleid en adviseurs
Naar beleid en adviesdiensten geven we volgende mee: ken het coöperatieve model en weet dat agrarische coöperaties een sterke partner zijn bij het innoveren van de agrarische sector. Ook al zijn dit bedrijven die net als andere vennootschappen opereren in de markt, ze hebben enkele unieke eigenschappen. De coöperatie wordt gefinancierd en bestuurd door de vennoten. De drijfveer van de coöperatie is het invullen van een nood die leeft bij alle vennoten wat voor ogen moet genomen worden bij het formuleren van een advies. Coöperaties kijken op de lange termijn. Snel winstbejag is niet de motor, wel het faciliteren van de vennoten, op directe en veel indirecte manieren. Daarom, vanuit dit Agrilink project, de oproep aan de overheid en al wie een rol speelt in het coöperatieve landschap: zorg ervoor dat de unieke eigenschappen van de coöperatieve vennootschap beter gekend zijn. Enkel zo zal een advies, of het nu om verduurzaming door innovatie of om iets anders gaat, ook daadwerkelijk met succes uitgerold worden.
Een pluspunt in Vlaanderen is dat, door het departement Landbouw&Visserij erkende agrarische coöperaties, ook beroep kunnen doen op VLIF-middelen. Die versnellen de vooruitgang in de sector. Coöperaties kunnen, zoals al meermaals bewezen, immers een sterke hefboom zijn in de gewenste transitie.