Bart Bruyninckx uit Messelbroek, bij Scherpenheuvel-Zichem, is een van de vijf winnaars van de Innovatiecampagne van het Innovatiesteunpunt. Zijn winnende idee gaat over de teelt van witloofwortels. Bart wil die niet meer buiten op een veld kweken, maar in een gecontroleerde omgeving, via verticale teelt in potten. Zo kan hij de teelt veel beter opvolgen en controleren, waardoor er minder kans op mislukking is en er ook ecologischer kan worden gewerkt. Op dit moment is de teelt in potten nog niet meer dan een idee, maar stap voor stap komt Bart dichter bij de praktijk.
Bart heeft het witloofbedrijf van zijn vader overgenomen. Op twee generaties heeft het bedrijf een enorme innovatieve revolutie doorgemaakt. “Toen mijn vader begon met de teelt van grondwitloof, is hij nog begonnen met het oogsten van de witloofwortels achter een paard. Daarna heeft eerst hij alleen veel watertjes doorzwommen, en daarna wij samen. Zo maakten we de overstap naar hydroteelt, focusten we ons op bulkproductie en 20 jaar geleden namen we dan een risico door een nichemarkt te verkennen: het miniwitloof dat we vermarkten onder de naam chiconnettes. Om aan risicospreiding te kunnen doen, richten we ons zowel op de horeca als op de supermarkt, en we hebben een eigen gaarkeuken waar we onze producten verwerken. Kiezen voor een nichemarkt heeft voor- en nadelen. Je geraakt dan wel van de bulkmarkt af, maar je moet veel nauwer de vraag van de klanten volgen.” Dat houdt in dat Bart zijn productie moet aanpassen naargelang de seizoenen. “De zomer is hier altijd een zeer rustige periode. In december, met de feestdagen, is het enorm druk en moeten we een grote piek zien op te vangen. Momenteel zijn hier zo’n 25 medewerkers aan de slag, waarvan zes vaste krachten. In december loopt dit aantal ruim op.”
Net zoals alle collega-telers die aan de horeca leveren, heeft ook Bart een uitdagend (corona)jaar achter de rug. “We wisten niet wat er ging gebeuren. De verkoop in de supermarkt is al bij al vrij goed blijven doorlopen, dat is ons geluk geweest. Voor het eindejaar hebben we het risico genomen om toch vrij zwaar in te zetten op de feestdagen en met succes. Het eindejaar is toch nog een goede periode geweest voor ons. Nu kijk ik volop uit naar september, waarin hopelijk de coronasituatie genormaliseerd zal zijn, zodat wij opnieuw goed kunnen verkopen wanneer het witloofseizoen uit de startblokken schiet.”
Beschermd opkweken
Barts vader teelde nog zijn eigen witloofwortels. Bart doet dat niet, maar daar zou wel eens verandering in kunnen komen met zijn prijswinnende innovatie. “Mijn idee is om een witloofzaadje beschermd te gaan kweken, in plaats van in de vollegrond. Nu gebeurt de teelt van witloofwortels buiten op het veld en er doen zich geregeld problemen voor: het is te nat of te droog, ze raken niet gerooid, een hoge ziektedruk, slechte weersomstandigheden waardoor een deel opnieuw moet worden ingezaaid … Er kan veel mislopen. Bovendien moeten we ook rekening houden met de milieu-impact, bijvoorbeeld de brandstof van de tractor, het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en het maandenlang koelen van de witloofwortel. De publieke opinie is daar almaar minder voor te vinden. Ik ben op zoek gegaan naar een manier om een antwoord te bieden op die uitdagingen en ik denk dat ik die gevonden heb in een beschermde, verticale teelt. Je hebt geen tractor meer nodig, geen schaarse grond, je moet je witloofwortels niet in de koelcel bewaren omdat je de teelt gericht kan aansturen en ook gewasbeschermingsmiddelen zijn niet meer nodig. Het risico op mislukking is een pak kleiner. Al die factoren samen hebben mij gemotiveerd om naar het Innovatiesteunpunt te stappen met mijn idee.”
Bart kreeg innovatieconsulenten Marleen Gysen en Patrick Pasgang op bezoek en werd een van de vijf winnaars van de Innovatiecampagne. “En dan komt de volgende stap: het financiële plaatje en de praktische uitwerking. Het is boeiend dat ik via de begeleiding met andere mensen in contact kon komen die mij hielpen om mijn idee aan te scherpen of bij te sturen. Zo is een onderzoeker van de KU Leuven momenteel aan het berekenen wat de kostprijs van het systeem zou zijn. Een uitdaging is bijvoorbeeld verlichting. Om rendabel te zijn, zou die veel meer uren per dag moeten branden dan wat ik had verwacht. Ik heb hier wel zonnepanelen liggen, maar misschien is er bijvoorbeeld ook een batterij nodig. Als we een bepaald volume wortels op een bepaalde oppervlakte geteeld kunnen krijgen, kan het – in theorie alvast – financieel haalbaar zijn. Dat moeten we nu in de praktijk staven. Je kan veel berekenen, maar uiteindelijk moet je een zaadje in een pot steken en onder een lamp zetten en zien wat er gebeurt. Ik hoop dus snel het financiële plaatje rond te hebben, zodat we kunnen testen. Een stagiair is alvast bezig met het uittekenen van de technische plannen. Maar eenvoudig is het niet. Wij moeten rekening houden met heel veel zaken waar je op het eerste gezicht niet aan zou denken. Van de grootte van de pot over het type substraat tot de keuze van de lamp.”
Dezelfde variëteit
Het concept is bedrieglijk simpel. “De bedoeling is effectief om een potje te nemen, dat te vullen met substraat, het zaadje erin te leggen en dat in de kiemkamer te zetten, te klimatiseren en water, meststoffen en belichting te voorzien. Op x aantal dagen is daar dan de wortel gegroeid met het blad er bovenop, net zoals je dat buiten op het veld zou krijgen. Dan gaan we het blad ervan af halen zoals we ook bij het rooien zouden doen, terugkoelen en wanneer er lang genoeg is gekoeld gaat de pot naar de kweekcel. Daar ontstaat dan de witloofkrop die we oogsten. De pot wordt leeggemaakt en het proces begint opnieuw van voor af aan. Een bijkomend voordeel is dat we onze favoriete variëteit het jaar rond zullen kunnen gebruiken, wat op dit moment niet mogelijk is omdat je ook in de witloofteelt rekening moet houden met vroege en late soorten. Een gecontroleerde omgeving doet die beperking wegvallen.
Toen ik mijn verhaal aan mijn vader deed, zei hij: je bent helemaal gek. Maar hadden ze in de tijd dat hij achter zijn paard over het veld liep verteld dat we nu heel het jaar door witloof kunnen telen op water, was er waarschijnlijk precies dezelfde reactie gekomen. Natuurlijk zijn er nog wel uitdagingen, vooral naar kostprijs toe. In de verticale landbouw zijn er weinig voorbeelden die rendabel zijn. Het moet nog efficiënter en vooral de energiekost is erg hoog. Maar als ik morgen 100 ha witloofwortelen ga zaaien, en ik moet 10 ha herzaaien omdat er iets is misgelopen, kost dat ook geld en tijd. En dat wordt vaak niet correct doorgerekend. In een goede kostprijsberekening zit ook de tijd en moeite die je als bedrijfsleider investeert.
Als ik vandaag ergens een nieuwbouw zet, alle machines aankoop en mijn wortelteelt opstart, ga ik de eerste jaren sowieso verliezen tegenover een traditioneel bedrijf. Maar ik ben ervan overtuigd dat ik op langere termijn concurrentieel ga kunnen zijn. Bovendien biedt dit teeltsysteem ook een antwoord voor de consument die het ecologische aspect steeds belangrijker vindt.
Ik heb hier enkele jaren geleden een splinternieuwe loods gebouwd. Alle werkzaamheden en alle medewerkers zijn samen op een locatie. Dat heeft enorme voordelen. Een perceel witloofwortelen dat ik vorig jaar in Nederland had staan, was enkele dagen te laat herberegend, omdat men er te laat naartoe was gegaan. Het gevolg was dat de opkomst niet was zoals het hoort waardoor we moesten herzaaien. Mochten we de witloofwortels hier op locatie hebben, zou het veel gemakkelijker gaan. Ik hoor al jaren: in de forcerie kan je je geen missers permitteren. De prijzen staan onder druk, we gaan voor een maximale opbrengst. Wel, in de wortelteelt is dat net hetzelfde en ik geloof dat mijn innovatie daarop een antwoord kan bieden.
Zelfs al verklaren anderen je gek, het is belangrijk om te blijven doen wat je aan het doen bent. Zo innoveer je. Toen mijn vader met het miniwitloof begon, stond ook niet elke chef daar meteen voor te springen. Intussen is het een gegeerd product in de horeca, het is helemaal ingeburgerd in de sector. Maar we zijn dus door die fase van ongeloof heen gemoeten. Dat is eigen aan innoveren. Als je er niet in gelooft, moet je er niet aan beginnen.”
Of hij zelf nog de vruchten zal plukken van zijn innovatie, weet Bart niet. “Ik ben bijna 50 jaar. Ik wil heel graag weten of het kan lukken en hoe, maar of ik ook echt de investering ga doen om mijn bedrijf om te schakelen, dat weet ik nog niet. Intussen werk ik wel gewoon door met de ontwikkeling. De begeleiding van het Innovatiesteunpunt is daarbij een stok achter de deur. Je hebt een klankbord en als je ergens vast loopt, brengen de consulenten de juiste contacten aan. Maar ze stimuleren je ook om door te doen. Het idee zal nog wel een tijdje moeten groeien. Ik hoop dat we in eerste instantie het financiële plaatje rond krijgen. En dan mogen de eerste zaadjes in de grond. Of beter: in de pot.”
Dit artikel werd gepubliceerd in Boer&Tuinder. Voor het overnemen van artikelen uit Boer&Tuinder is steeds schriftelijke toestemming van de redactie nodig. Bronvermelding is altijd verplicht.