Menu

De getuigenis van Tessy Gorris in Veerkrachtige Dorpen

Geschreven op 28 mei 2020.
Tessy Gorris is Ruimtelijk Planner bij de gemeente Heist-op-den-Berg. We werkten samen met haar aan het participatietraject Veerkrachtige Dorpen in Booischot, Schriek en Heist-Goor.

Van waar is de nood/vraag gekomen om het project op te starten?

De nood is destijds grotendeels ontstaan bij mijn vorige schepen, Wim Van Den Bruel, die toen al contacten had met het Innovatiesteunpunt. Aangezien ik op de gemeente Heist-op-den-berg nu bijna vier jaar werk, was dat toen de beginfase voor mij en waren die contacten voor mij nog nieuw. Enerzijds zaten we vanuit het team ‘Planning en Ontwikkeling’ met een aantal elementen, anderzijds had de schepen ook een bepaald beeld. Die had samen met Davy het contact gelegd om zijn idee eens uit te spreken. Op een bepaald moment zijn de puzzelstukken samengebracht en zijn we rond de tafel gaan zitten. We hebben dan geprobeerd het project vorm te geven. Wij liepen enerzijds vast op het aspect van de pure planningsinstrumenten: RUP, BPA… Die heel strikt zijn en waar we ons doel niet altijd mee bereiken. En anderzijds zijn er de tendensen die zich voordoen op het platteland, zoals verappartementisering en de verdichtingsdruk, vergrijzing, de schaarser wordende voorzieningen... Tot slot stond ook samenwerken met bewoners als belangrijk punt voorop.

Door de verappartementisering, gaan vaak de identiteit en het karakter van veel dorpskernen verloren omdat er te weinig aan dacht is voor de dorpse verdichtingsmogelijkheden. Vaak worden meer stedelijke interpretaties neergepoot waardoor veel mensen het gevoel hebben dat ze zich niet meer thuis voelen in hun eigen dorp. Daarnaast spelen dan ook andere tendensen zoals de vergrijzing, leegloop van de detailhandel... Dat zijn allemaal zaken die zich stap voor stap voordoen. In de ene kern accentueert zich dat meer op het ene vlak, in de andere kern is dat meer op het andere vlak. Daar was de idee: kunnen we niet meer gaan inspelen op die identiteit en dat karakter om toch naar de toekomst toe een beter beleid te gaan voeren? Een oplossing daarvoor zagen we in het idee van een beeldkwaliteitsplan. Anderzijds wilden we hiervoor graag samenwerken met de bewoners. Daar was vanuit het Innovatiesteunpunt zeker een belangrijke insteek om dat mee vorm te geven. Zo hebben we een projectformulering gedaan in het kader van PDPO en de eerste aanvraag ingediend. Hieruit bleek dat we gelijklopend aan de provincie bezig waren. Zij legden vooral het accent op de analyse en wij meer op toekomstvisie en de concrete uitwerking ervan. We hadden bijkomend het participatieve luik, dat vanuit het Innovatiesteunpunt op dat moment al heel goed vormgegeven was.

Samen met de provincie hebben we de koppen bij elkaar gestoken en is het een veel grootschaliger project geworden. Vooral het Innovatiesteunpunt is voor ons een belangrijke partner gebleven. Rurant is er eveneens bijgekomen net zoals andere gemeentes.

Het was fijn om te ervaren dat onze basisinsteek bewaard is gebleven. Wij wilden echt gaan voor dat beeldkwaliteitsplan dat we liever nog in een vernieuwde vorm zagen. We zijn de enige gemeente binnen trajecten van Veerkrachtige Dorpen die dat uitwerkten en dat hebben we ons ook echt toegeëigend, anders dan de anderen die zich meer hebben toegelegd op het uitwerken van een concreet inrichtingsplan voor, bijvoorbeeld, hun centrum.

Wat gebeurde er concreet in de verschillende dorpen?

Er is een soort van proces bedacht, gebaseerd op een participatieve aanpak. Hierin hebben we de opmaak van een beeldkwaliteitsplan (nu dorpskarakterschets) mee ingebouwd. Dit bestond uit een startmoment waar de basisanalyse vanuit de provincie wordt aangereikt (de dorpenmonitor), een viertal echte werksessies en een toonmoment. Dit hebben we intussen volledig afgerond in Booischot, Schriek en Heist-Goor.

De processtappen waren gelijkaardig, maar de invulling en inhoud, ook van elke werksessie, gebeurde telkens op maat. Dit is een enorme meerwaarde. Zowel naar methodieken is er altijd herwerkt, herdacht en op maat uitgewerkt. De goede dingen werden meegenomen maar werden vertaald of herwerkt zodanig dat deze paste binnen de context van die gemeenschap omdat die elke keer anders is. Elke werksessie werd telkens voorbereid vertrekkende van de voorgaande. Dus de uitkom van het startmoment dient voor de eerste werksessie, die uitkom wordt dan weer gebruikt voor werksessie twee, enz...

De trajecten lopen met andere woorden gelijkaardig op vlak van insteek, maar de uitkomst is telkens heel verschillend.

Wat werd er in Schriek gerealiseerd met de bewoners?

Binnen elk traject wordt een quick win voorzien. Ze krijgen een budget om deze te realiseren. De bewoners moeten deze zelf formuleren en vormgeven. In Schriek hebben ze gekozen om enerzijds een educatieve route te organiseren die vooral gericht was op het passeren van lokale producenten. Zij zijn een gemeenschap met heel veel lokale landbouw waar ze hun eigen producten en korte keten naar voren willen schuiven. Er is in Schriek bijkomend een heel sterk verenigingsleven die daar ook mee hun schouders onder hebben gestoken. De quickwin bestond uit 5.000 euro. Dat is een eerder bescheiden budget maar binnen de kerkdorpen is hier heel veel mee gedaan.

In Schriek zijn we gegaan voor 2 quick wins, dus een verdeling van het budget. We hebben als gemeente wel bijkomend ondersteund, dat was voor ons een must, in het kader van samenwerking en onderling engagement. Ze kozen voor een kunstwerk met de Schriekse Uyl als basisthema. De 'Uyleboom' was klaar op het toonmoment zelf. De weken voor zo’n toonmoment zijn altijd spannend. De voldoening is er dan wel als de mensen er zijn en ze zijn tevreden. Hier wordt altijd hard naartoe gewerkt door de bewoners die actief hebben deelgenomen aan het traject. De quick win is een echte drijfveer voor bewoners om daaraan mee te werken omdat dit ook een concrete realisatie op het terrein met zich meebrengt.

Een belangrijk aandachtspunt voor mij blijft het blijvende effect van een traject. Je gaat een kort en heftig traject aan, het resultaat is een belangrijke groep ambassadeurs. Je moet hen dan proberen geëngageerd en warm te houden naar de toekomst toe. De voortgang van het project is wel een zorgenkind waaraan we elke dag nog hard werken en moeten bekijken hoe we hieraanzo goed mogelijk gevolg kunnen geven. We proberen stap voor stap, ook in Booischot, om bijvoorbeeld bijkomende projecten in te dienen voor subsidie of linken te vinden met concrete acties/projecten die van toepasing zijn op het betreffende kerkdorp. In Booischot hebben we het voortgangsproject bepaald als een tweejaarlijkse samenkomst, ook onder begeleiding van het Innovatiesteunpunt. De voortgang en het vertrouwen is er vanuit de bewoners en dan willen we daar ook op voortwerken.

Wat betekende de rol van het Innovatiesteunpunt voor jou in het project?

Enerzijds is het Innovatiesteunpunt meer een onafhankelijk figuur, dat is heel belangrijk. Een soort van derde partij. Dat is zowel naar de bewoners toe als voor ons als gemeente iets positief. Dat is niet iemand van de gemeente, maar wel iemand die de materie goed kent. Dat helpt. Anderzijds, voor mezelf, is de samenwerking heel goed verlopen.

Er wordt flexibel en creatief ingespeeld, timings worden gerespecteerd. Bijkomend wordt er ook heel efficiënt gewerkt. Op heel korte tijd worden veel knappe dingen in elkaar gestoken en dat bewonder ik enorm.

Er wordt aan veel zaken aandacht besteedt en ook aan details zoals bijvoorbeeld de grafische uitwerking. Deze details maken wel het verschil, daardoor komt het professioneel over. Dat is een totaal andere ervaring voor de bewoners en ook voor ons.

De manier van begeleiding, het feit dat de achtergrondkennis vooral vanuit de landelijke sfeer aanwezig is, helpt enorm in het contact met de mensen. Dat zijn allemaal zaken die een rol spelen en die bijdragen aan de context en sfeer. Het is op den duur ook een vertrouwenspersoon voor de mensen. Iemand die ze zien terugkomen, waarbij ze eens een ei kwijt kunnen over iets dat niet zo goed loopt bij ons als gemeente. Dat mag ook, daar moet ergens een uitlaatklep voor zijn. Wij houden ons bewust ook low profile in de werksessies omdat dat het moment van de inwoners is.

Ervaar je al deze elementen als een meerwaarde?

Absoluut. Enerzijds omdat dat kennis in huis brengt. Ook bij ons als gemeente, wij leren ook. Het is een soort van duo-leertraject. Dat is zeker een grote meerwaarde. In een sfeer waar wij dit soort trajecten erbij moeten nemen omdat is voor ons niet haalbaar om dat zelf te doen. Zelfs als we er tijd voor zouden hebben, zou ik nog de stap zetten naar het Innovatiesteunpunt. Het betreft namelijk een specifieke kennis, knowhow die je moet bezitten om daar op een professionele manier mee om te gaan. Participatie wordt heel snel in de mond genomen en iedereen heeft zijn eigen beeld daarover. Op dat vlak is het Innovatiesteunpunt heel vooruitstrevend en op maat van de landelijke context, dat is heel belangrijk. Je vindt ook anderen die meer gespecialiseerd zijn in de stedelijke context of in provinciale of Vlaamse context, meer gericht op dit soort grootschaligere projecten. Deze projecten, waar je echt dichtbij de mensen staat en resultaten uit wil krijgen. Dat vraagt om een eigen, specifieke aanpak en begeleiding.