Menu

Innovatie en ‘bottom-up’, succesnummers in LEADER

Geschreven op 27 mei 2020.
Sinds het ontstaan van de EU kennen we een top-down beleid. Europese burgers voeren de opgelegde regels uit.

Op deze werkwijze is één grote uitzondering, mede te danken aan de Belg Laurent Van Depoele, toenmalig EU-directeur van plattelandsontwikkeling en een grote voorstander van participatie. Samen met een andere directeur verkondigde Van Depoele een 10-punten programma voor het Europese plattelandsbeleid. Punt 7 luidde: ‘The starting point should be a “bottom up”, “partnership” approach. Waardoor het subsidieprogramma LEADER zijn ontstaansreden kreeg.

In de marge van de grote landbouw- en regiofondsen van Europa, was LEADER bedoeld als experiment. Innovatie en bottom-up waren sleutelelementen om problemen op het platteland aan te pakken. Een Plaatselijke Groep (PG) bestaande uit lokale overheid en actieve investeerders, schreef een strategie, en voerde die vervolgens zelf uit door middel van projecten.

Het LEADER programma is sinds zijn ontstaan weinig veranderd in tegenstelling tot de grotere programma’s. Uit evaluaties blijkt dat er altijd veel dynamiek vrijkomt en dat onverwachte resultaten worden geboekt. Negatieve punten zijn meestal dat de Lidstaat LEADER gebruikt als aanvulling op het gewone beleid en dat er te weinig creativiteit wordt gebruikt.

De EU zal in de komende programmaperiode na 2020 de bottom-up aanpak nog wel aanbevelen. Maar misschien verdwijnt het letterwoord LEADER wel, wat staat voor Liaison Entre Actions de Développement de l'Economie Rurale omdat het verwijst naar een te enge, economische invulling. CLLD of Community Led Local Development zal waarschijnlijk de fakkel overnemen.