Menu

Samen anders gaan wonen

Geschreven op 03 februari 2017.
Vlaams Bouwmeester Leo Van Broeck stelt de zaken graag scherp. De meeste Vlamingen leven buiten de kernsteden. In dorpskernen, maar ook in lange linten en vooral in verkavelingen. De versnippering van onze huisvesting heeft gevolgen voor de biodiversiteit, leidt tot hoge kosten voor allerlei infrastructuur en creëert lange files. We moeten dat anders aanpakken. Buiten vroeg aan de Bouwmeester wat ons te doen staat.
 
Welke fundamentele omslag  is er nodig?
“Als Vlaanderen in hetzelfde tempo open ruimte blijft innemen, dan zal meer dan 40% van de beschikbare ruimte volgebouwd zijn in 2050. Dat kan zo niet langer. We moeten allemaal kleiner en dichter bij elkaar gaan wonen, op plaatsen die we goed kunnen ontsluiten, met een kwaliteitsvol aanbod aan openbaar vervoer. Als we hierin slagen, kunnen we de resterende open ruimte veiligstellen en met meer kwaliteit inrichten. Ik pleit er niet voor dat we met zijn allen in de stad gaan wonen. Wel pleit ik voor duidelijk afgelijnde en leefbare woonkernen, met daarrond een aantrekkelijke open ruimte.
 
De regering wil een woondichtheid van 35 woningen per hectare. Dit is al driemaal meer dan de norm van 12 woningen per hectare die we nu kennen in landelijk gebied. Vanaf 50 tot 60 woningen per hectare wordt de verdichting echt significant en kunnen we veel meer plaats maken voor natuur of landbouw. Je moet de woondichtheid in de eerste plaats versterken op plekken vlak bij winkels, scholen, trein- of busstations, fietssnelwegen … Vandaag verdwijnt de middenstand uit onze dorpscentra omdat er geen mensen meer wonen. Die zitten 6 kilometer verderop, in een monofunctionele leegte, en gebruiken voor alles de auto, bijvoorbeeld om naar de supermarkt te gaan.”
 
 

Begin december besliste de Vlaamse regering over een betonstop vanaf 2040. Is dat het ei van Columbus?
"Neen. Het is wel het begin van een noodzakelijke verandering. De betonstop heeft trouwens niets met beton te maken, maar alles met het feit dat we een moment vastgelegd hebben waarop we geen bijkomende open ruimte meer aansnijden. Nu snijden we nog elke dag 6 hectare open ruimte aan, waarvan zo’n 2,5 hectare verhard wordt. In Europa is afgesproken dat er tegen 2050 overal zo’n betonstop komt. Omdat wij al zoveel ruimte gebruiken, kiezen wij voor 2040 als einddatum. 

Door in de eerste plaats plekken te ontwikkelen waar je de grootste winsten kunt halen, zullen we het bijkomende ruimtebeslag na een derde van de tijd, dus tegen 2025, al terugbrengen tot 3 hectare. Maar ik droom van onder nul gaan, beginnen krimpen, ruimte terugwinnen. Dat zit niet in de afspraken over de betonstop.”

Welke instrumenten kunnen deze omslag ondersteunen?

“Je hebt in elk geval een kader nodig voor het verhandelen van bouwrechten.  Stel je voor dat je na 2040 nog een stukje bouwgrond hebt buiten de kern, dus in een rode zone op het gewestplan. Je zult dat dan niet meer kunnen invullen. Om ervoor te zorgen dat je daar geen financiële kater aan overhoudt, moet je dat bouwrecht kunnen  meenemen naar een andere plaats. Concreet: jij hebt een stuk grond buiten de kern en iemand anders heeft een stuk in de kern, bij voorkeur vlak bij het openbaar vervoer. De overheid onteigent beide stukken, waarna ze op het stuk grond in de kern een verdichtingsproject realiseert. Hier mogen veel meer wooneenheden komen dan oorspronkelijk gepland was.
 
Geen lelijke appartementsgebouwen zoals we vandaag vaak zien, maar attractieve en kwaliteitsvolle  wooneenheden, in de buurt van allerlei voorzieningen en in een aantrekkelijk ruimtelijk kader met groen, wandelpaden, fietsstallingen …  Het hogere vastgoedrendement dat ze realiseert op deze locatie, geeft ze niet zomaar aan de voormalige eigenaar. Ze vergoedt er ook andere eigenaars  mee voor het verlies van hun bouwgrond op minder gunstige locaties. Zo  verliest er niemand spaargeld, maar het resultaat is wel dat we met z’n allen anders zullen wonen.”
 

Lees het volledige artikel in Buiten - februari 2017 - jaargang 45 - nummer 1