Menu

Terugblik biomelkveehouderij en verbreding - 28 augustus

Geschreven op 04 september 2019.

Eind augustus bezochten we binnen het project Brussel Lust twee erg verschillende Nederlandse biomelkveebedrijven die aan tal van verbredingsactiviteiten doen.

 

 

 

 

 

De Regte Heijden

Grenzend aan het mooie natuurgebied De Regte Heide in Riel ligt sinds 2001 het biomelkveebedrijf van de familie Van Roessel-van der Heijden. 225 koeien leven er zoals het volgens eigenaars Wim en zijn vrouw Harriëtte zou moeten zijn. De runderen leven immers in een familiekudde en de kalfjes blijven minimaal vijf maanden bij de eigen moeder. Wim: ‘Ik startte mijn carrière met een grootschalig gangbaar melkveebedrijf, zoals in mijn opleiding geleerd. Al snel werd echter duidelijk dat ik de zaken op een andere manier wou aanpakken. Ik bouwde mijn veestapel af en loste mijn investeringen af. Dit was mogelijk door een eenmalige afwaardering van mijn gronden voor natuurontwikkeling, waarvoor ik vergoed werd door de Provincie. Nu werk ik veel extensiever en worden er in de kudde slechts zo’n 40 koeien gemolken. Een deel van de biomelk wordt opgehaald door EkoHolland maar een deel verkopen we ook als melk en yoghurt in onze mooie hoevewinkel, de Regtzaal. Hier kunnen mensen terecht voor biovoeding, maar ook voor vergaderingen en als startplaats voor boerderijexcursies. In de winkel verkopen we  eveneens het vlees van onze ossen, we vinden immers dat ook de stierkalfjes in de kudde moeten blijven, niet enkel de vrouwtjes die later melk leveren.’ De natuur dient duidelijk als inspiratie voor dit bedrijf. Zo is Wim gestart met agroforestry, in een poging meer aansluiting te creëren tussen zijn weides en het natuurgebied. Ten midden van al dit groen kan je bovendien terecht met je camper of voor een kampeerplekje.

    

 

De Hofstad

Psycholoog Paul Schots besloot vijf jaar geleden, tot eigen verbazing en die van zijn omgeving, te gaan boeren. Paul: ‘De oom van mijn vrouw Lia besloot om met pensioen te gaan en deed een oproep bij de neven en nichten om zijn landbouwbedrijf over te nemen. Lia, die dierenarts is, en ikzelf besloten er voor te gaan. We verhuisden naar Breugel en namen het melkveebedrijf, dat bestond uit 30 ha en 70 MRIJ-koeien, over’. Initieel wilde Paul uitbreiden, maar de nieuwe fosfaatrechtenwetgeving in Nederland stak hier een stokje voor. Daarom besloten ze in 2016 de stap naar bio te zetten. Na onderhandelingen met Friesland Campina, Arla én EkoHolland besloten ze bij hun vertrouwde coöperatie Friesland Campina te blijven. ‘We krijgen al twee jaar een stabiele biomelkprijs uitbetaald, die zo’n 14 cent verschilt met de gangbare prijs. Hier zijn we tevreden mee. Maar als je de stap zet naar bio moet je je goed bevragen bij verschillende afnemers en je afzet op voorhand verzekeren’, aldus Paul. De stap naar bio mag geen louter economische beslissing zijn, maar de rekening moet wel kloppen. Paul: ‘Momenteel kruisen we om het jaar met Holstein in plaats van MRIJ, om de melkgift te verhogen. We blijven ook nog met MRIJ kruisen omwille van de robuustheid van dit ras. Weet ook dat de krachtvoerkosten quasi verdubbelen wanneer je verplicht biovoer moet kopen. Een eigen kwalitatieve ruwvoederwinning is daarom essentieel’. Paul en Lia kwamen net wat grond te kort hiervoor. In eerste instantie kocht Paul extra ruwvoeders aan, maar omdat de kwaliteit enkele keren niet voldeed besloot hij toch op zoek te gaan naar extra land. Paul: ‘Die extra grond vond ik bij de gemeente Eindhoven, waarbij ik sinds kort 20 ha pacht. Ik meldde de percelen aan voor biocontrole en teel er nu omschakelgrasklaver op, dat ik voor een bepaald % aan mijn biodieren mag voederen. Naast grasklaver teel ik ook maïs, een gewas dat niet altijd even makkelijk biologisch te telen valt. Sinds onze omschakeling zitten we echter in een studiekring met andere omschakelaars, hier wordt er veel kennis en informatie uitgewisseld. Niet elke veehouder in die club schakelde persé om uit overtuiging, maar het zijn wel stuk voor stuk bedrijfsleiders die vooruit willen met hun bedrijf en op zoek zijn naar toekomstperspectief. En die toekomst zien ze meer in een biologische bedrijfsvoering’.